top of page

Verrijken

Verrijking begint in de klas. Dit is namelijk de plek waar de (hoog) begaafde leerlingen de meeste (of alle) tijd van de week onderwijs volgen. Bij het bepalen van het verrijkingsmateriaal is het van belang om eerst in kaart te brengen wat deze leerlingen willen leren en wat de leerpunten van deze leerlingen zijn. Wanneer u inzicht heeft in deze doelen, kunt u aan de slag met het bepalen van het verrijkingswerk en de organisatie hiervan.

Aanbod

Verrijkende leerstof moet tegemoetkomen aan de leereigenschappen van begaafde leerlingen. Het is de bedoeling dat de opdrachten hoger liggen dan het niveau van de reguliere leerstof. Opdrachten worden van een hoger niveau wanneer deze aanzetten tot kritisch denken en creatief denken. Bij verrijkingsopdrachten let u op het volgende:

  • Opdrachten hebben een open vraagstelling.

  • Hoge complexiteit.

  • Opdrachten waarbij de leerlingen een probleem op moeten lossen.

  • Opdrachten waar meerdere oplossingsstrategieën mogelijk zijn.

  • Doen een beroep op de creativiteit van leerlingen.

  • Opdrachten die hoger liggen dan het didactische niveau.

Voorbeelden van een verrijkingsopdracht of - vraag kunnen zijn:

  • Wat kun je allemaal doen met een wasknijper?

  • Bedenk een oplossing voor het probleem van de plastic soep.

  • Bedenk een uitvinding waarmee afval op school makkelijk te scheiden is.

Verrijking binnen het reguliere leerstofaanbod

Methodes bieden steeds meer suggesties voor differentiatie. Voor slimme leerlingen in de groep zal dit voldoende zijn, maar voor (hoog) begaafde leerlingen is waarschijnlijk meer nodig. Voor deze leerlingen kan verrijken binnen de reguliere leerstof een uitkomst bieden. Dit houdt in dat u, als leerkracht, bij de les zelf een andere uitdagende opdracht bedenkt. De taxonomie van Bloom kan hierbij ondersteunend zijn (zie verrijkingsopdrachten taxonomie van Bloom). Hierbij is het handig om deze opdrachten te verzamelen, zodat u niet ieder jaar opdrachten hoeft te bedenken. 

Verrijking buiten het reguliere leerstofaanbod

Deze leerstof is niet afkomstig uit de methode. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen incidenteel verrijkingsmateriaal en structureel verrijkingsmateriaal. Bij incidenteel verrijkingsmateriaal gaat het om losse opdrachten die niet als samenhang worden ingezet. Aan dit materiaal wordt over het algemeen geen specifiek leerdoel gekoppeld. Dit materiaal is geschikt om in te zetten tijdens korte momenten, bijvoorbeeld als keuzeonderdeel. Bij structureel verrijkingsmateriaal zit er een samenhang in. Dit materiaal is een langere periode inzetbaar en in de meeste gevallen wordt er ook een bepaald leerdoel aan gekoppeld. Deze opdrachten vragen meer tijd, omdat de leerlingen zich hierin moeten verdiepen. Dit materiaal kunt u, als leerkracht, structureel inplannen in de week. 

Voorwaarden

Bij het bepalen van het inzetten van het verrijkingsmateriaal is het van belang om te kijken hoeveel tijd een leerling in de week heeft om met het verrijkingswerk aan de slag te gaan. Hoe meer er wordt compact, hoe meer tijd er is voor verrijking. Belangrijk is om de leerling bij dit proces te betrekken.

  • Schat in hoeveel opdrachten u denkt dat deze leerlingen kunnen maken in een week en bespreek dit vervolgens samen met de leerlingen.

  • Bespreek met de leerlingen de opdracht en het doel dat u hiermee voor ogen heeft. Waarom gaan de leerlingen aan deze opdrachten werken en wanneer is het doel bereikt?

  • Plan korte evaluatiemomenten in. Tijdens een evaluatie moment bespreekt u met de leerlingen of het is gelukt om alle opdrachten te maken en waarom dit wel of niet is gelukt. Laat hierbij vooral de leerlingen aan het woord. Ook bekijkt u samen met de leerlingen de inhoud van de gemaakte lessen en in welke mate het doel is behaald.

  • Op basis daarvan maakt u samen een inschatting van de hoeveelheid opdrachten voor de week erop. 

  • Zorg dat voor de leerlingen helder is wat er van hen verwacht wordt en waarom. Het is daarbij belangrijk dat dit voor de leerlingen en voor u, als leerkracht, overzichtelijk en haalbaar is.

  • Zorg ervoor dat het verrijkingswerk altijd wordt nagekeken en beoordeeld door u, als leerkracht. Neem dit werk ook op in het rapport van de leerling. Op deze manier ervaart de leerling dat het werk als belangrijk wordt gezien en niet als een extraatje. 

Maak afhankelijk van de leerlingen en de onderwijsbehoeften, een keuze in het aanbod en integreer dit vervolgens in de dag- of weektaak. Hierbij is het belangrijk om de beschikbare verrijkingstijd zo veel mogelijk te clusteren. Verrijkingstaken vragen van de leerlingen om zich goed te verdiepen (Bakx, De Boer, Van Den Brand, & Van Houtert, 2016). 

bottom of page