top of page

Basisbehoeften van hoogbegaafde leerlingen

Hoogbegaafde leerlingen hebben drie basisbehoeften, namelijk autonomie, relatie en competentie. Onderstaand wordt verder ingegaan op deze drie basisbehoeften. 

Autonomie

Autonomie houdt in dat de leerlingen het gevoel hebben dat zij zelf keuzes mogen maken en dat deze keuzes ondersteund worden door de omgeving. (Hoog) begaafde leerlingen hebben vaak een beeld van wat zij eigenlijk willen leren. Het is aan de leerkracht om deze leerlingen hierbij te steunen. Dat betekent niet dat je als leerkracht alles goed vindt, maar dat je samen met de leerling in gesprek gaat over de doelen die opgesteld gaan worden voor een bepaalde periode. In het gesprek is de inbreng van de leerling heel belangrijk, want op die manier heeft de leerling het gevoel autonoom te kunnen handelen. Als je als leerkracht de leerlingen wel een taak geeft, is het van belang dat de leerlingen weten waarom de taak uitgevoerd moet worden. Ook deze leerlingen hebben hulp nodig juist bij het nemen van beslissingen en het oplossen van problemen.

Begeleiding op gebied van autonomie

Een autonomie ondersteunende leerkracht zorgt ervoor dat leerlingen kunnen handelen op basis van eigen behoeften en interesses en dat zij de leerlingen hierin begeleiden. Het gaat er daarbij wel om dat u als leerkracht vertrouwen hebt in de leerlingen en de leerlingen erkent zoals zij zijn, waarbij u beslissingen respecteert. Bespreek wel met de leerlingen welke gevolgen er aan welke keuze zitten, maar probeer daarbij niet te veel de keuze te beïnvloeden door sommige keuzes positiever of negatiever naar voren te laten komen. Uiteindelijk gaat er ook geëvalueerd worden. Daarbij is het proces belangrijker dan het resultaat. Ook dan is het belangrijk om terug te kijken op gemaakte keuzes en gevolgen daarvan. 

 

Een ander belangrijk punt is dat u als leerkracht probeert vanuit de leerling te denken als u het belang van de leerstof duidelijk wilt maken. Nog beter is als u werkelijk weet wat de leerlingen bezighoudt en waar de leerbehoeften liggen. Als u de leerling echt kent dan kunt u mogelijk het belang van de leerstof aan de interesses van de leerlingen koppelen. Op het moment dat de leerlingen kunnen kiezen en dat het ook nog bekend voorkomt of interesseert zult u zien dat de motivatie groter is. 

Kortom het is belangrijk dat u als leerkracht deze leerlingen keuzes geeft en eigen sturingsmogelijkheden. De doelen die behaald moeten worden in een leerjaar liggen vast, maar hoe ze behaald worden, kunt u samen met de leerlingen overleggen. Maak duidelijk wat de grenzen zijn van de opdracht, zorg voor een goede leeromgeving, zodat de leerlingen weten waar ze wat kunnen vinden, maar laat ook weten wanneer ze bij u terechtkunnen voor het stellen van vragen. U kunt de leerlingen vragen om samen de structuur te bepalen. Zeker (hoog) begaafde leerlingen zullen de grenzen van wat kan en mag opzoeken, maar zijn over het algemeen ook gevoelig voor het nakomen van gemaakte afspraken (Bakx, De Boer, Van den Brand, & Van Houtert, 2016).

Relatie

Bij relatie gaat het om de band die de leerlingen ervaren met de leerkracht, de ouders en de medeleerlingen. Uit onderzoek van Bowlby (1979, zoals beschreven in Bakx, De Boer, Van den Brand, & Van Houtert, 2016) is gebleken dat leerlingen die een veilige hechting ervaren met de opvoeders, meer onderzoekend gedrag vertonen en dit vaker doen vanuit intrinsieke motivatie. Ze willen graag iets onderzoeken en durven dit ook te doen, mocht dit niet lukken, kunnen ze terugvallen op personen die zij vertrouwen. Als naar de basisbehoeftepiramide van Maslow wordt gekeken, ziet u dat veel niveaus bepaald worden vanuit de basisbehoefte relatie. Voor een leerkracht betekent dit onder andere dat ontmoeten komt voor moeten. Als leerlingen geen goede relatie met hun leerkracht ervaren, zijn ze vaak minder gemotiveerd om te gaan leren. In het geval van de (hoog) begaafde leerlingen komt hier nog bij dat zij vaak in de gaten hebben of de acceptatie echt is of niet. Deze leerlingen gaan de leerkracht uitproberen om te kijken hoe de leerkracht echt is. Dit is een belangrijk moment binnen deze basisbehoefte. Als deze leerlingen merken dat ze serieus genomen worden, gerespecteerd worden en dat er rekening wordt gehouden met hun mening en gevoelens, zal dit wederkerig worden en zijn ook deze leerlingen gemotiveerd om te leren. 

 

Pedagogisch tact

Hier gaat het om het juiste doen, op het juiste moment, ook in de ogen van de leerlingen. In het geval van begaafde leerlingen komt het vaak voor dat zij in een uitzonderingspositie verkeren, omdat ze gemakkelijk een hoge score behalen. Het is dan aan u als leerkracht om ervoor te zorgen dat deze leerlingen ook geaccepteerd worden in de groep en dat u als leerkracht hen het gevoel geeft dat u hen begrijpt en dat zij er ook toe doen. Het werken vanuit de vijf A's kan hierbij helpen.

Aankijken: kijk de (hoog) begaafde leerlingen aan, tenzij u weet dat het beter is dat u dat bij deze leerling beter niet kunt doen.

Authentiek: werk vanuit uw eigen ik, leerlingen voelen het aan als u een kunstje doet of iets zegt wat u niet meent.

Aandacht: geeft de leerlingen aandacht en communiceer met aandacht, wees erbij.

Alert: houd goed in de gaten en reageer tijdig op wat er speelt.

Attent: wees attent naar uw leerlingen toe, geef ook die leerlingen die niet om aandacht vragen bemoediging en laat zien dat u hem ziet en ziet wat er speelt. 

Pedagogisch tact heeft ook een didactische kant. Op het moment dat het lukt om de leerling voldoende uit te dagen en te zorgen dat een leerling zijn manier van aanpak van een probleem ook mag delen en dat deze ook geaccepteerd kan worden, is er ook een didactische uitdaging.  

Competentie

Competentie betekent dat de (hoog) begaafde leerlingen vertrouwen hebben of krijgen in eigen kunnen en zo het gevoel krijgen dat zij de gewenste resultaten kunnen behalen. Voor deze leerlingen komt hier nog bij dat ze wel het gevoel moeten hebben dat ze voldoende uitgedaagd worden, want zij hebben het gevoel dat hierbij hoort niet altijd. Voor de leerkracht is een belangrijke rol weggelegd bij het ondersteunen van deze basisbehoefte. Centraal daarin staat structuurondersteuning. Daarin wordt aangegeven dat deze leerlingen keuzevrijheid moet hebben, maar soms kan de hoeveelheid keuzes te veel zijn en zien de leerlingen door de bomen het bos niet meer. Onderstaand worden puntsgewijs een aantal zaken beschreven die volgens Ros (2014, zoals beschreven in Bakx, de Boer, van den Brand, & Houtert, 2016) van belang zijn bij structuurondersteuning.

  • Leerdoelen aangeven. De leerkracht vertelt de leerlingen wat de doelen zijn van de les en wat leerlingen gaan leren.

  • Heldere beoordelingscriteria communiceren. De leerkracht geeft aan waar de leerlingen op beoordeeld worden. 

  • Verwachtingen duidelijk maken. De leerkracht communiceert over de regels en normen in de klas.

  • Procedures en afspraken communiceren. De leerkracht geeft aan wat de randvoorwaarden zijn van een activiteit, bijvoorbeeld hoeveel tijd krijgt de leerling hiervoor. 

  • Consequent opvolgen van richtlijnen. De leerkracht treedt consequent op en gedraagt zich voorspelbaar.

  • Hulp bieden als leerlingen vragen hebben. De leerkracht is beschikbaar om leerlingen hulp te bieden als ze vragen hebben. Dit kan aan de hand van tips in plaats van oplossingen geven.

  • Stappenplan opstellen. De leerkracht geeft tussenliggende stappen om tot het doel te komen.

  • Positieve feedback geven. De leerkracht geeft positieve feedback en geeft de leerlingen vertrouwen.

  • Uitdagende taken aanbieden. De leerkracht biedt oefeningen aan die als optimaal uitdagend worden ervaren en aansluiten bij wat de leerling aankan, zone van naaste ontwikkeling.

  • Betekenis geven aan de leerstof. De leerkracht geeft aan wat het nut van de activiteit is.

Uit bovenstaande lijst blijkt dat er veel afhangt van de manier waarop u, als leerkracht, les wilt geven en om wilt gaan met de leerlingen. Vertrouwen staat hierbij weer centraal. Het gaat hier ook om het leerproces: hoe pakken deze leerlingen dingen aan, wat wordt er precies van hen verwacht, waarom moeten zij dit leren? Als u de leerlingen daarbij kunt ondersteunen en misschien soms ook wel bewust de fout in laten gaan, dan zal de motivatie van de leerlingen toenemen en zullen zeker de (hoog) begaafde leerlingen laten zien wat ze in hun mars hebben. Belangrijk hierbij is om te sturen op proces en niet op intelligentie (Bakx, de Boer, van den Brand, & van Houtert, 2016). 

pedagogische-basisbehoeften-278x285.png
bottom of page