Het maken van verrijkingsopdrachten met het TASC-model
Het TASC-model geeft een mooie structuur aan de opdrachten. Dit model wordt vaak gebruikt om leerlingen zelf te leren plannen bij het maken van verrijkingsopdrachten. TASC staat voor Thinking Actively in a Social Context.
In de eerste fase van dit model activeren de leerlingen voorkennis. Om de voorkennis zichtbaar te maken kunt u bijvoorbeeld gebruikmaken van een mindmap. Door deze fase krijgt u, als leerkracht, een goed beeld van de beginsituatie van de leerlingen met betrekking tot een bepaald onderwerp.
In de tweede fase legt u de opdracht aan de leerlingen uit die ze moeten gaan doen. Daarnaast geeft u aan waar het eindproduct aan moet voldoen. Vraag ook de leerlingen wat zij belangrijk vinden waar het eindproduct aan moet voldoen. U kunt zelf kiezen of u eerst de leerlingen vraagt en zelf aanvullingen doet of dat u eerst uw punten benoemd en daarna de leerlingen laat aanvullen. Let wel op dat de eisen uitvoerbaar moeten zijn. (Hoog) begaafde leerlingen zijn perfectionistisch en zullen erg hoge eisen aan zichzelf stellen.
In de derde fase bespreekt de groep of de leerling manieren om de opdracht uit te gaan voeren. In deze fase stimuleert u het denken en worden alle ideeën opgeschreven.
In de vierde fase kiest de groep of de leerling het idee dat hij wil gaan uitwerken. Daarbij worden voor- en nadelen besproken van de verschillende ideeën.
In de vijfde fase gaan de leerlingen het idee daadwerkelijk uitvoeren.
In de zesde fase evalueert u met de leerlingen het product aan de hand van de gestelde eisen.
In de daarop volgende fase delen de leerlingen het werk met anderen. U bespreekt met de leerlingen wat er goed ging en hoe ze dat hebben bereikt.
Tot slot bespreekt u met de leerlingen wat zij geleerd hebben van de opdracht.
Tips voor het vormgeven van een opdracht
-
Introductie
Formuleer het thema en de opdracht.
Op welke manier gaat u voorkennis activeren?
Denk aan hogere-order-denkvragen.
Wat zijn de eisen met betrekking tot de opdracht?
Wat zijn de eisen met betrekking tot de presentatie?
-
Verkennen
Hoe laat u de leerlingen plannen?
Welke mogelijke onderzoeks-/leervragen kunnen de leerlingen stellen?
Hoe doen de leerlingen op een dag?
Voor de leerlingen:
Wat weet ik van dit onderwerp?
Wat is de opdracht?
-
Opzetten onderzoek
Hoe begeleidt u de leerlingen bij het formuleren van de onderzoeks-/leervraag?
Hoeveel ruimte krijgen de leerlingen?
Voor de leerlingen:
Hoeveel ideeën kan ik bedenken?
Wat is het beste idee?
-
Uitvoeren onderzoek
Welke bronnen mogen de leerlingen gebruiken?
Op welke manier gaat u tussendoor feedback geven?
Welke rol spelen de medeleerlingen?
voor de leerlingen:
Uitwerken en aan de slag!
-
Concluderen
Hoe laat u leerlingen de conclusies goed onderbouwen?
Welke hogere-order-denkvragen zijn daarbij belangrijk?
Voor de leerlingen:
Wat vind ik van het resultaat?
-
Presenteren
Op welke manieren mogen de leerlingen presenteren?
Wat zijn de eisen aan de presentatie?
Voor de leerlingen:
Presenteren!
-
Verdiepen/verbreden
Wat hebben de leerlingen geleerd en wat zouden zij nog kunnen onderzoeken?
Voor de leerlingen:
Wat heb ik ervan geleerd (Bakx, De Boer, Van den Brand, & Van Houtert, 2016)?
